Decreet dat plaatsing stookolieketels in Vlaanderen verbiedt vaak verkeerd geïnterpreteerd

5 februari 2022
Johan Mattart

Het decreet van 22 oktober 2021 tot wijziging van het Energiedecreet van 8 mei 2009, wat een verbod op de plaatsing of vervanging van een stookolieketel betreft blijkt in de praktijk door installateurs en verwarmingstechnici niet altijd correct geïnterpreteerd. Hierdoor wordt de burger die zich (verder) met stookolie wil verwarmen, vaak misleid en op onnodige kosten gejaagd.

Zo meldde ons deze week een stookoliegebruiker dat zijn installateur hem vertelde geen herstellingen meer te mogen uitvoeren op stookolieketels, daar hem anders een boete van 20.000 euro te beurt zou vallen. Klinkklare onzin natuurlijk, maar dergelijke beweringen kunnen stookoliegebruikers gemakkelijk richting aardgas duwen.  Nu ja, “gemakkelijk” is – zeker nu de aardgasprijs dubbel zo hoog is als de prijs voor huisbrandolie – misschien wat overdreven. Stookoliegebruikers die kunnen rekenen, verkiezen natuurlijk bij mazout te blijven.

Om de misverstanden uit de wereld te helpen, citeren we de relevante passage uit het decreet van 22 oktober 2021 :

“Het is verboden om een stookolieketel te plaatsen in zowel residentiële als niet-residentiële gebouwen waarvoor de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen met betrekking tot nieuwbouw of de ingrijpende energetische renovatie wordt aangevraagd vanaf 1 januari 2022.

Met behoud van de toepassing van het eerste lid mag bij bestaande residentiële gebouwen en bij niet-residentiële gebouwen vanaf 1 januari 2022 alleen nog een stookolieketel of een ketellichaam(*) worden vervangen door een andere stookolieketel of een ander ketellichaam, of een andere verwarmingstechnologie dan een stookolieketel worden vervangen door een stookolieketel, als er geen aardgasnet in de straat beschikbaar is.".

(*) Een ‘ketellichaam’ wordt in het decreet gedefinieerd als “het geheel van onderdelen van een stookolieketel die niet instaan voor de verbranding van de brandstof maar wel voor de overdracht van de verbrandingswarmte naar water".

 

Wat kunnen we hieruit afleiden ?

  • Herstellingen aan bestaande stookolieketels blijven ook na 01.01.2022 mogelijk, ongeacht of het gebouw aansluitbaar is op het bestaande aardgasnet of niet;
  • De plaatsing van een stookolieketel (alsook de vervanging van een bestaande stookolieketel door een nieuwe stookolieketel) in bestaande gebouwen (residentiële en niet-residentiële) na  01.01.2022 is enkel toegestaan indien er geen aansluiting op het bestaande aardgasnet mogelijk is.  Dus indien in de straat een aardgasnet aanwezig is, is het in principe verboden om vanaf 01.01.2022 nog een stookolieketel te plaatsen in een bestaand gebouw. (Als gevolg van de schaarste aan halfgeleiders en de daaruit voortvloeiende leveringsproblemen van nieuwe stookketels, wordt evenwel toegestaan dat stookolieketels die besteld werden vóór 19.11.2021 – dit is de datum waarop het decreet in het Staatsblad werd gepubliceerd – nog geplaatst worden. Dit dient echter te gebeuren vóór 31.03.2022).
  • In nieuwbouwwoningen  is de plaatsing van een stookolieketel na 01.01.2022 nog toegestaan indien de bouwvergunning werd aangevraagd vóór 01.01.2022, zelfs indien de nieuwbouwwoning aansluitbaar is op het aardgasnet.  Het is de datum van de aanvraag van de bouwvergunning die het beslissend criterium is, niet de datum waarop de vergunning werd verleend. Wordt de vergunning aangevraagd na 01.01.2022, dan is de plaatsing van een stookolieketel in een nieuwbouw verboden, zelfs al is er geen aardgasaansluiting mogelijk.  
  • Wat de ingrijpende energetische renovaties (IER) betreft, lopen de meningen uiteen. Naar ons oordeel geldt hier dezelfde regel als bij nieuwbouwwoningen. Met andere woorden, indien de bouwvergunning voor het uitvoeren van de IER werd aangevraagd vóór 01.01.2022, zou naar ons oordeel nog een stookolieketel mogen worden geplaatst, ongeacht of het gebouw aansluitbaar is op het aardgasnet of niet.  De Vlaamse Administratie houdt er evenwel een andere lezing op na en verschuilt zich achter het argument dat een IER plaatsvindt in een bestaand gebouw.  Ons tegenargument is dat, in het decreet, de verbodsbepaling die betrekking heeft op bestaande gebouwen voorafgegaan wordt door de woorden :  “Met behoud van de toepassing van het eerste lid ….”  .

Wat er ook van zij, wij hopen dat het decreet nog voor eind dit jaar. door het Grondwettelijk Hof wordt vernietigd.

Wordt dus vervolgd …