“Groene” taxshift voor verlaging elektriciteitsfactuur is niet per definitie groen...

28 november 2017
Johan Mattart

Begin november berichtten diverse media dat de ministers van Energie gaan samenwerken voor een groene taxshift.  Bedoeling van deze taxshift  is de hoge fiscale druk op elektriciteit af te bouwen en ter compensatie fossiele brandstoffen, in casu aardgas en stookolie, duurder te maken. Een en ander zou in het Energiepact – dat eind dit jaar realiteit moet zijn – worden vervat. Met deze taxshift hopen de excellenties o.m. het gebruik van warmtepompen aantrekkelijker te maken. Of het milieu en de minder gegoede burger hiermee gebaat is, is maar zeer de vraag.

Dat er in België per jaar minder dan 10.000 warmtepompen worden verkocht, maar meer dan 200.000 nieuwe verwarmingsketels worden geplaatst, wijten producenten en verdelers van warmtepompen aan de prijskloof tussen elektriciteit en fossiele brandstoffen. Nagenoeg alle types van warmtepompen hebben immers elektriciteit nodig om te kunnen werken. Om de plaatsing en het gebruik van warmtepompen aan te moedigen, pleiten ze voor toekenning van premies en lagere elektriciteitsprijzen, of tenminste een specifiek elektriciteitstarief voor warmtepompen.

De puur fiscale druk op elektriciteit (laagspanning)  geleverd aan eindverbruikers in België is ongeveer 10% hoger dan deze op stookolie. Voor elektriciteit bedraagt het accijnstarief momenteel € 1,9261/KWh, terwijl dit voor stookolie – rekening houdend met de calorische waarde -  ongeveer € 1,7528/KWh is. Aardgas daarentegen wordt fors minder belast : wanneer gebruikt voor residentiële verwarming bedraagt het accijnstarief slechts € 0,9978/KWh, iets meer dus dan de helft van de op elektriciteit verschuldigde accijns.

Verwarming is een basisbehoefte van elke burger. Een heffing op verwarmingsenergie moet bijgevolg minimaal zijn en mag niet discrimineren naargelang de aangewende (fossiele) energie.  In dit opzicht dient – in het kader van het energiepact - werk te worden gemaakt van het herstel van de fiscale neutraliteit tussen aardgas en stookolie. Er is geen enkele objectieve reden om huisbrandolie zwaarder te belasten dan aardgas of niet-duurzaam opgewekte elektriciteit. Stookolie moet overigens op het vlak van energie-efficiëntie en milieuvriendelijkheid niet onderdoen voor aardgas. Door enkel te focussen op de emissiewaarden bij de verbranding, en geen rekening te houden met de volledige levenscyclus van beide energieën, wordt de mythe in stand gehouden dat aardgas milieuvriendelijker zou zijn. Een studie uitgevoerd door RDC Environment, gevalideerd door verscheidene universiteiten, toont echter aan dat stookolie en aardgas op vlak van emissiewaarden aan elkaar gewaagd zijn.

Een preferentiële fiscale behandeling voor elektriciteit is in dit opzicht enkel verantwoord indien deze op duurzame wijze is opgewekt. Een lagere energiebijdrage op elektriciteit opgewekt in nucleaire of gasgestookte centrales is vanuit ecologisch oogpunt niet gerechtvaardigd. Bovendien is, met het oog op een toekomstzekere energiebevoorrading van het land, een brede energiemix in een zo concurrentieel mogelijke markt noodzakelijk. Met het behoud van stookolie in de energiemix kan bovendien een overbelasting van het elektriciteitsnet – ingevolge een massale overschakeling naar netgebonden verwarmingssystemen (waaronder warmtepompen) – worden vermeden.  Nu België steeds meer afhankelijk is van de import van elektriciteit uit het buitenland, wordt daar best rekening mee gehouden. Om alle verwarmingsinstallaties op stookolie in Vlaanderen te vervangen door warmtepompen zou een bijkomende capaciteit nodig zijn van 1.400 MW, wat overeenkomt met minimum drie performante  elektriciteitscentrales. Aangezien hernieuwbare energiebronnen niet volstaan om deze productie te verzekeren (hoofdzakelijk in periodes met minder wind en zon), moet hiervoor extra fossiele energie worden aangewend. In se komt het erop neer dat het probleem van de CO2-uitstoot niet wordt opgelost, maar verschoven of zelfs versterkt wordt.

Vergeten we niet dat voor de plaatsing van warmtepompen reeds premies worden toegekend via de distributienetbeheerders. Net zoals de premies voor zonnepanelen, worden deze gefinancierd met een extra heffing (federale bijdrage voor openbare dienstverplichtingen), en worden dus aan de verbruiker doorgerekend. Vooral de oversubsidiëring van zonnepanelen  heeft de elektriciteitsfactuur sterk de hoogte ingejaagd. Gezinnen die zich met stookolie of andere energieën verwarmen, betalen nu reeds -  via hun elektriciteitsfactuur  - mee in de premies voor de buren die een warmtepomp aanschaffen.  Hetzelfde geldt voor gebruikers van stookolie of aardgas die zich geen eigen woning kunnen veroorloven.  Ook zij sponseren de warmtepomp en de zonnepanelen van de meer gegoede medeburger.

De openbare dienstverplichtingen van de elektriciteitsdistributienetbeheerders geheel of gedeeltelijk laten financieren via een extra heffing op stookolie of aardgas zou er toe leiden dat gezinnen die zich met deze energieën verwarmen, tweemaal in de buidel moeten tasten. Dit is discriminerend en asociaal, en bijgevolg onaanvaardbaar.

 

Johan Mattart