Programmacontract bedreigt de bevoorrading van de consument
Met uitzondering van het Groothertogdom Luxemburg is België het enige West-Europese land waar de petroleumprijzen niet geliberaliseerd zijn. In tegenstelling tot bijv. Nederland, dat “adviesprijzen” voor benzine en diesel hanteert, gelden in België officiële maximumprijzen voor nagenoeg alle petroleumproducten. Deze maximumprijzen worden elke werkdag berekend op basis van de Technische Bijlage bij de Programma-overeenkomst. De eerste Programma-overeenkomst werd in 1974 gesloten tussen enerzijds de Belgische Staat en de toenmalige Belgische Petroleum Federatie (nu Energia). Bedoeling van deze Programma-overeenkomst was – en is – de bevoorrading van het land te verzekeren door een snelle aanpassing van de maximumprijzen van de petroleumproducten in België aan de prijzen op de internationale markten.
Niettegenstaande de Programma-overeenkomst jarenlang haar nut heeft bewezen, heeft de spectaculaire stijging van de olieprijzen wereldwijd pijnlijk aangetoond welke haar limieten zijn en hoe relatief het begrip “snel” is.
De berekening van de maximumprijzen gebeurt immers op basis van de noteringen van de petroleumproducten op de internationale markten de vorige beursdag. Indien het resultaat van de berekening twee drempels (de 1-dag en de 7-dagendrempel) overschrijdt, wordt de maximumprijs van de betrokken petroleumproducten aangepast. Deze aanpassingen gaan pas in de dag volgend op de dag van de berekening. Met andere woorden, in het allerbeste geval volgt de prijsaanpassing twee dagen na de beurskoersen waarop de maximumprijs is berekend. Dit is het geval voor huisbrandolie, vermits er voor dit product sedert 2018 geen drempels meer overschreden hoeven te worden. Voor de andere petroleumproducten is dit echter wel vereist, waardoor een prijsaanpassing veel later wordt doorgevoerd, daar de 7-dagendrempel een snelle aanpassing nagenoeg onmogelijk maakt. De aanpassing van de officiële maximumprijs van diesel die morgen (5 maart 2022) plaatsvindt, is hiervan het duidelijke bewijs. Sedert begin deze week (maandag 28 februari) waren de noteringen van de petroleumproducten op de markt fors aan het stijgen, maar deze prijsstijgingen waren de ganse werkweek niet in de maximumprijzen te merken.
Anders dan de dieselrijders hebben de brandstoffenhandelaars en pomphouders de stijging van de prijzen op de internationale markten deze week zeer hard gevoeld : hun aankoopprijs lag in de meeste gevallen hoger dan de officiële maximumprijs, en dit zowel voor diesel als huisbrandolie. Het systeem van officiële maximumprijzen geldt immers enkel voor de verkoop aan eindgebruikers, wat petroleummaatschappijen, invoerders en groothandelaars toelaat de stijging van de wereldmarktprijzen onmiddellijk door te rekenen in hun verkoopprijs aan de laatste schakel in de distributieketen, zijnde de pomphouder of stookolieverdeler.
Deze zitten dus tussen hamer en aambeeld : ofwel respecteren ze de maximumprijzen zoals berekend via de Programma-overeenkomst en verkopen ze dus met verlies (wat bij wet verboden is), ofwel verkopen ze boven de officiële maximumprijs …. wat ook niet toegelaten is.
Er is evenwel nog een derde optie : tankstation tijdelijk sluiten en het antwoordapparaat opzetten om bestellingen van huisbrandolie te vermijden, zolang de marktprijzen niet toelaten rendabel te zijn. Het spreekt voor zich dat deze derde optie theoretisch is, vermits niemand zijn klanten in de steek wil laten.
Alsof de toestand nog niet erg genoeg is, wordt voortaan (en dit tot de K-factor terug onder de 1,2 daalt), bij de berekening van de officiële maximumprijzen, de CIF-noteringen naar beneden gecorrigeerd, waardoor de maximumprijzen lager zijn dan ze in werkelijkheid hadden moeten zijn. Zo zou de officiële maximumprijs van huisbrandolie (50 ppm S) morgen 2,35 cent/liter (incl. btw) hoger moeten zijn dan deze die zal worden gehanteerd. Dit gaat opnieuw ten koste van de marge van de laatste schakel in de distributieketen….
Hoog tijd om het systeem van maximumprijzen voor petroleumproducten af te schaffen en te vervangen door adviesprijzen, zoals bij onze Noorderburen, want deze toestand kan en mag niet blijven duren.
Johan Mattart