Gezamenlijk standpunt over de herziening van Verordeningen over ecologisch ontwerp en energielabel voor ruimteverwarmingstoestellen

22 juni 2023
Vincent Orts

Gezamenlijk standpunt over de herziening van Verordeningen (EU) 813/2013 en (EU) 811/2013 van de Europese Commissie over respectievelijk ecologisch ontwerp en energielabel voor ruimteverwarmingstoestellen en combinatieverwarmingstoestellen

De ondertekenaars - ECFD (European Confederation of Fuel Distributors), Eurofuel (European Liquid Heating Fuels Association), FuelsEurope (European Petroleum Refiners Association) en UPEI (The Voice of Europe's Independent Fuel Suppliers) - waarderen de inspanningen van de Europese Commissie om de verwarmingssector koolstofvrij te maken door middel van de herziening van de vereisten voor ecologisch ontwerp en energie-etikettering voor ruimteverwarmers.  Onze sector zet zich in voor de bevordering van de competitiviteit, de efficiëntie en de milieuduurzaamheid van verwarming met koolstofarme en hernieuwbare vloeibare brandstoffen. Om deze redenen uiten wij onze bezorgdheden en aanbevelingen met betrekking tot de voorgestelde herziening van de verordeningen.

Hoewel we erkennen dat de efficiëntievereisten van verwarmingstoestellen moeten worden verbeterd in lijn met de technologische vooruitgang om de residentiële verwarmingssector koolstofvrij te maken, zijn we van mening dat de voorgestelde uitfasering van "stand-alone" (niet-hybride) boilers vanaf september 2029 verschillende onbedoelde gevolgen kan hebben voor zowel eindgebruikers, fabrikanten als voor de onderliggende klimaatdoelstellingen. Bij de inspanningen om de klimaatdoelstellingen op een technologieneutrale manier te bereiken, mogen we sociale rechtvaardigheid en bevoorradingszekerheid niet ondermijnen.

Eerst wensen we te benadrukken dat we het standpunt dat de Europese verwarmingsindustrie (EHI) heeft ingediend in het algemeen steunen, in het bijzonder de volgende aspecten:

  • Het is essentieel dat het nieuwe kader voor ecologisch ontwerp alle oplossingen ondersteunt die zowel efficiënt als hernieuwbaar zijn, zodat eindgebruikers het meest efficiënte product kunnen kiezen op basis van het type gebouw waarin ze wonen en hun financiële mogelijkheden.
  • Een positieve benadering zou er in bestaan alle apparaten die gecertificeerd zijn om op hernieuwbare energie te werken, op de markt toe te laten, in overeenstemming met het standpunt van het Europees Parlement over de Richtlijn betreffende de energieprestaties van gebouwen en de conclusie van de langetermijnstrategie van de EU voor 2050, waarbij erkend wordt dat hernieuwbare brandstoffen, naast hernieuwbare elektriciteit, een rol zullen spelen om verwarming koolstofvrij te maken.
  • De minimale energie-efficiëntie-eis van 115% zal reserveonderdelen van brandstofketels  ook voor hybride warmtepompen verbieden. Het zou mogelijk moeten zijn om een ketel als stand-alone product op de markt te brengen wanneer deze een ketel vervangt die al is gekoppeld aan een bestaande warmtepomp, bijvoorbeeld een zogenaamde add-on, die hierdoor een hogere energie-efficiëntie bereikt.
  • Er zijn situaties waarin geen andere oplossingen kunnen worden geïnstalleerd dan een ketel; bijgevolg moeten uitzonderingen kunnen worden toegestaan.
  • Een energielabel dat het potentieel van stimulansen maximaliseert, houdt rekening met de decarbonisatie van energiedragers en slimme toestellen.

Om enkele van deze punten verder uit te werken, wensen we hieraan het volgende toe te voegen:

  • Naar onze mening lijkt het huidige voorstel bepaalde toestellen te discrimineren en geeft het fabrikanten geen garanties dat ketels die hernieuwbare en koolstofarme vloeibare brandstoffen gebruiken, gebruikt kunnen worden. Koolstofarme en hernieuwbare vloeibare brandstoffen zijn een waardevolle en reeds bewezen oplossing en zouden niet mogen vallen onder wat als een verborgen verbod wordt beschouwd. Bovendien dringen we er bij de Europese Commissie op aan om het voorstel te heroverwegen in het licht van het principe van technologieneutraliteit, zoals onlangs opnieuw bevestigd door het Europees Parlement in zijn onderhandelingspositie over de Richtlijn Energieprestatie van Gebouwen (EPBD).
  • Het voorgestelde overgangstempo kan onbedoelde gevolgen hebben voor gebruikers, die cv-ketels gewoonlijk vervangen als ze kapot gaan. Het snelle verbod op het vervangen van verwarmingsketels tegen 2029 kan de vooruitgang op het gebied van het koolstofvrij maken van de economie en de verbetering van de energie-efficiëntie belemmeren, omdat gebruikers ervoor kunnen kiezen om hun oude ketels zo lang mogelijk te houden in plaats van over te stappen op duurdere alternatieven zoals hybride systemen. Daarom raden we aan om de minimale seizoensgebonden energie-efficiëntie voor ruimteverwarming vast te stellen op 95 % voor verwarmingsketels die gecertificeerd zijn om op hernieuwbare brandstoffen te werken. Dit zou een verschuiving naar de meest efficiënte condensatieketels stimuleren, waardoor het energieverbruik aanzienlijk daalt.
  • Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel en artikel 194 van het Verdrag betreffende de werking van de EU moeten de lidstaten hun eigen energiemix kunnen bepalen. De huidige bepalingen van de Verordening laten, door het verbieden van specifieke technologieën, weinig ruimte voor flexibiliteit in het decarboniseringstraject.
  • Bovendien moet de Commissie de uitdagingen erkennen waarmee netbeheerders en regelgevers zullen worden geconfronteerd als gevolg van de energietransitie in transport en gebouwen. De voorgestelde regels en tijdschema's kunnen deze uitdagingen verergeren, vooral tijdens piekuren. Daarom bevelen we een meer geleidelijke overgang aan die eindgebruikers, de industrie en de netwerkcapaciteit beschermt.

Concluderend steunen wij de ambities van de Europese Commissie om de verwarmingssector koolstofarm te maken via een herziening van de eisen inzake ecologisch ontwerp en energie-etikettering. Wij zijn echter van mening dat er aanpassingen aan het voorstel nodig zijn om te zorgen voor een meer flexibele en technologieneutrale aanpak, in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel en de belangen van eindgebruikers, fabrikanten en netwerkbeheerders.

We kijken ernaar uit om een constructieve dialoog aan te gaan met de Europese Commissie en andere belanghebbenden om een regelgeving te ontwikkelen die een duurzame en efficiënte verwarmingssector voor iedereen bevordert.